Creeping Mac Kroki en de bleeding hurrrrt.
.
.
.
Ik, C.M.C., was op weg naar een bijéénkomst van de ruige rockende ruilharten.
De wegen onderweg waren van het slijkerigste soort maar wel verhart met beenderen afkomstig van de afgekookte kadavers van scheepshonden en -parkieten.
Hobbelend met m’n overal beschimmeld karreding, baan ik me een weg naar Biezeghem.
Het hart van fun en festijn.
Bijna aangekomen op de plek des onheils, overvalt me een wrang gevoel, gewapend met gewapend beton overgoten met een sausje van kiezel en grind, met zo’n overvloed aan emoties dat het verder hobbelen moeilijk wordt.
Het kan natuurlijk ook liggen aan het uigemergelde paard dat mijne lijve en karre verder trekt.
Om het gevoel te verteren neem ik twee scheppen Ramones-muziek gekruid met een lijntje.
Na uren woeste worstelingen, schiet ik mijn paard dood en ga te voet verder naar de bijéénkomst van de ruige rockende ruilharten waar ik een ontmoeting heb met haar haar.
Mijn voeten zijn tot verschrompelende stompen herleid wanneer ik de hall of fame betreed.
Nu is het een kwestie van goed te voelen en te zoeken naar het juiste hart perfefct in m’n uitgemergelde karkas past.
Tot de tanden gewapend met mes en vork, schiet ik mezelf naar haar.
Maar haar bukt zichzelve om een ander hart op te rapen dat na een uitschuiver op de kasseien donderde.
Verder schuifelend, bots ik tegen een nieuw object.
Een object naar mijn hart.
Ze was ontwapend ; wat ik dan ook deed.
Ze greep haar kans en zette haar tanden in mezelf.
Met hartverscheurende kreten, stuikte ik ten gronde waar een plas zich verspreidde, voortvloeiend uit m’n bloedend hart.
Strompelend mezelf voort harkend, vertrek ik naar een volgende beleuvenis.
Creeping Mac Kroki
Zoals verwacht, wacht mij alleen de nacht terwijl ze lacht uit volle macht. Wat een pracht.